Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG3945

Datum uitspraak2008-11-11
Datum gepubliceerd2008-11-11
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers06/580336-06 (36e Sr)
Statusgepubliceerd


Indicatie

Ontneming. De raadsman heeft betoogd dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat de tapverslagen waarom hij had gevraagd, zijn vernietigd. Met behulp van deze tapverslagen wilde hij verweer voeren tegen de hoogte van de vordering. Gelet op de verklaring van veroordeelde ter terechtzitting dat hij heeft gedeald en daarvoor 2.500,- euro heeft ontvangen, verwerpt de rechtbank het niet-ontvankelijkheidsverweer. De rechtbank stelt het wederrechtelijk verkregen voordeel en het terug te betalen bedrag vast op 2.500,- euro.


Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN Sector Straf Meervoudige kamer Parketnummer: 06/580336-06 (36e Sr) Uitspraak d.d.: 11 november 2008 Tegenspraak / oip VONNIS in de zaak tegen: [verdachte], geboren te [plaats] (Afghanistan) op [1983], wonende te [adres en plaats]. Onderzoek van de zaak Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 1 juli en 28 oktober 2008. Procesgang Bij vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken in deze rechtbank van 19 januari 2007 is veroordeelde tot straf veroordeeld onder meer, voor zover hier van belang, ter zake van het in zijn strafzaak bewezen verklaarde, gekwalificeerd als: handelen in strijd met een in artikel 2, eerste lid, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd. Vordering van het Openbaar Ministerie De schriftelijke vordering van het Openbaar Ministerie houdt in dat aan veroordeelde als wederrechtelijk verkregen voordeel zal worden ontnomen een bedrag van € 4.570,56. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie haar vordering gewijzigd in die zin, dat aan veroordeelde als wederrechtelijk verkregen voordeel zal worden ontnomen een bedrag van € 2.500,-. Zij heeft dit gebaseerd op de verklaring van veroordeelde ter terechtzitting van 28 oktober 2008, dat hij € 2.500,- aan zijn rol in de handel van harddrugs heeft verdiend. Standpunt van de raadsman De raadsman heeft primair verzocht om aanhouding van de zaak omdat een van de getuigen, [getuige], niet is gehoord. Subsidiair heeft de raadsman verzocht het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te verklaren, omdat het dossier naar zijn mening niet volledig is en daardoor geen sprake is van een eerlijk proces. Enerzijds kunnen de tapgesprekken, waarom hij had gevraagd, niet meer aan het dossier worden toegevoegd, omdat het Openbaar Ministerie deze heeft vernietigd. Anderzijds ontbreken de verklaringen van medeverdachten uit het onderzoek en van [medeverdachte]. Veroordeelde heeft verklaringen afgelegd over zijn rol en die van [medeverdachte]. Meer subsidiair heeft de raadsman betoogd dat de bedragen en hoeveelheden waarvan in de berekening uit is gegaan, in twijfel kunnen worden getrokken en dat het niet redelijk is het wederrechtelijk verkregen voordeel alleen aan veroordeelde toe te rekenen, nu uit de verklaringen naar voren komt dat de getuigen bij meerdere mensen drugs hebben afgenomen en door [getuige] is verklaard dat niet veroordeelde maar [medeverdachte], bijgenaamd [naam], de baas was. Overweging met betrekking tot de vaststelling van de hoogte van het wederrechtelijk verkregen voordeel De rechtbank overweegt ten aanzien van het verzoek om aanhouding, dat niet valt te verwachten dat [getuige] binnen redelijke termijn kan worden gehoord, gelet op de moeite die het de rechter-commissaris heeft gekost om diens verblijfsadres te traceren en het feit dat desondanks geen adres van hem bekend is geworden. In het belang van de voortgang van het proces zal de rechtbank daarom niet andermaal het onderzoek ter terechtzitting schorsen. Het verzoek wordt afgewezen. De rechtbank begrijpt het niet-ontvankelijkheidsverweer aldus, dat het ontbreken van de door de raadsman bedoelde tapverslagen moet leiden tot de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie. Door het ontbreken van de tapverslagen wordt het voeren van verweer tegen de hoogte van de vordering ernstig bemoeilijkt, aldus de raadsman. De rechtbank verwerpt dit verweer nu uit de verklaring van veroordeelde ter terechtzitting van 28 oktober 2008 is gebleken dat hij, zoals is bewezen verklaard, inderdaad in harddrugs heeft gehandeld en hij daarvoor een geldbedrag van € 2.500,- heeft ontvangen. Wèl kan de raadsman worden toegegeven dat het betreurenswaardig is dat het Openbaar Ministerie tapgegevens heeft vernietigd, terwijl er nog een ontnemingsvordering aanhangig was of werd gemaakt en de raadsman hierom had verzocht in het kader van zijn verweer betreffende de hoogte van de ontnemingsvordering. De rechtbank overweegt verder dat, wat er ook zij van de getuigenverklaringen, er, gelet op de verklaring van de veroordeelde omtrent de hoogte van zijn verdiensten in de handel in drugs, geen noodzaak is om verklaringen van andere verdachten waarop de raadsman doelt, aan het dossier toe te voegen. Veroordeelde heeft ter terechtzitting van 28 oktober 2008 verklaard dat hij heeft gedeald en dat hij daarvoor alles bij elkaar € 2.500,- heeft ontvangen. Dit bedrag heeft hij daadwerkelijk in zijn bezit gehad en vervolgens geleend aan [medeverdachte]. De rechtbank overweegt dat, wat er ook zij van de civielrechtelijke verhouding tussen veroordeelde en [medeverdachte], vaststaat dat veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft genoten tot een bedrag van € 2.500,-. De rechtbank stelt de hoogte van het wederrechtelijk verkregen voordeel daarom vast op € 2.500,-. Gelet op de verklaring van veroordeelde ter terechtzitting van 28 oktober 2008 zal de rechtbank niet nader ingaan op het verweer met betrekking tot de hoogte van de vordering. Omvang van de betalingsverplichting Er is geen draagkrachtverweer gevoerd. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de veroordeelde de verplichting opleggen het bedrag waarop het wederrechtelijk voordeel wordt geschat aan de Staat te betalen. Toepasselijke wettelijke voorschriften De rechtbank heeft gelet op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht. Beslissing De rechtbank beslist als volgt. - Stelt het wederrechtelijk verkregen voordeel vast op € 2.500,- (tweeduizend vijfhonderd euro); - Legt aan de veroordeelde, ter ontneming van het door hem wederrechtelijk verkregen voordeel, de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van in totaal € 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro). Aldus gewezen door mrs. Van de Wetering, voorzitter, Roessingh-Bakels en Steinebach-de Wit, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Althoff, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 november 2008.